Tik m door
Geef 1, 2 of 3 klanken met een tikje van de hand door op de knie van de buurman/buurvrouw; deze geeft het met de andere hand door aan zijn/haar buurman/buurvrouw. Ook nu moet de volgorde van de reeks hetzelfde blijven. Door de richting waarin het tikje wordt door gegeven af en toe te veranderen wordt de oefening lastiger.
Klankknijpen
Vorm met de leerlingen een kring en geef elkaar een hand. Geef nu 1,2 of 3 klanken door, door een kneepje in de hand van de buurvrouw/buurman te geven en synchroon de klanken ook door te zeggen.
Klankenrondje
Geef elke leerling een klankplaatje of klankkaart en laat alle leerlingen op een rij gaan staan met de plaat/kaart zichtbaar voor de borst. De leerling als laatste links in de rij loopt voor alle leerlingen langs en leest alle klanken op. Vervolgens sluit hij aan de rechterkant weer aan; de volgende leerling als laatste links in de rij loopt voor alle leerlingen langs en leest alle klanken op. Vervolg dit net zolang tot iedereen minstens één maal aan de beurt is geweest.
Hoe klink ik?
Zet een klankplaatje op een kroon, haarband of hoed bij een leerling op het hoofd. Deze leerling mag het klankplaatje niet zien. De andere leerlingen mogen nu veel vertellen over de klank waardoor de leerling kan raden om welke klank het gaat.
Schipper mag ik overvaren?
“Schipper mag ik overvaren”; speel het spel zoals het anders ook gespeeld wordt, waarbij nu een klank centraal staat. Laat de kinderen overvaren wanneer de klank die is afgesproken genoemd wordt door de schipper. De schipper zegt een reeks verschillende klanken; op het moment dat de doelklank wordt waargenomen mogen de kinderen overvaren.
Ren je rot!
Leg in de gymzaal, of buiten een aantal hoepels neer. De hoepels moeten niet te dicht bij elkaar liggen. Leg in elke hoepel 1 klankkaart neer en bespreek samen met de kinderen waar welke klanken liggen. Herhaal eventueel de klankkenmerken. Vervolgens noemt de leerkracht (of een leerling) een klank en de leerlingen rennen zo snel ze kunnen naar de juiste klankkaart in de hoepel. Wanneer alle leerlingen daar zijn, spreken alle leerlingen de klank hardop uit.
Klankparcours
Leg 4 – 6 hoepels achter elkaar in een verticale rij in de gymzaal of buiten. Maak minimaal 4 rijen. Verdeel de groep in groepjes gelijk aan het aantal rijen hoepels. Elk groepje krijgt klankkaarten die ze zelf mogen verdelen over de hoepels. In elke hoepel komt 1 klankkaart. Vervolgens lopen de leerlingen, waarbij ze hardop synchroon de klank uitspreken, de rij af. Dit doen ze om de beurt. Na 1 of 2 minuten schuiven de groepen door naar de volgende rij, die ze vervolgens op dezelfde manier gaan aflopen.
Ik ben b!
Vrijwel alle klanken/letters kunnen met het eigen lichaam ook worden gevormd. Zo wordt de p gevormd door rechtop te gaan staan, de rechterarm naast het lichaam te laten hangen en met de linkerarm (als de leerkracht voor de groep staat) het rondje te vormen van de p door de linkerhand (vingertoppen) tegen de linkerslaap te leggen, bij de b wordt het rondje gevormd door met het rechterbeen een rondje te vormen en bij de m worden de twee “poortjes”gevormd door twee poortjes te vormen met de beide armen. Vervolgens zegt de leerkracht een reeks klanken (of een leerling). Zodra de afgesproken doelklank (of een aantal afgesproken klanken) gehoord worden, mogen de leerlingen als de letter gaan staan. Zodra alle leerlingen als letter staan, wordt de klank ook hardop uitgesproken.
Ik hoor ‘m!
Bedenk samen met de leerlingen een klank waar ze op gaan reageren. Spreek vervolgens een signaal af waarmee ze dat doen bv. een klap in de handen, stampen met een voet of “JA” roepen. Daarna noemt u een aantal klanken achter elkaar. Wordt de afgesproken klank gehoord, dan mag het afgesproken teken worden gegeven. Laat ook af en toe een leerlingen juf of meester zijn.
De wachtklank
hang de klankkaart van de doelklank van die week aan de buitenkant van de deur van de klas. Iedereen die de klas binnenkomt (dus ook de directeur, concierge en ouders) moeten de klank zeggen voordat ze naar binnen mogen.
Zoek de verschillen
Neem de klankkaart van de doelklank en laat de leerlingen met behulp van de klankkaarten, een andere klank erbij zoeken, waarbij één klankkenmerk anders is. Enkele voorbeelden zijn:
- b: zoek de klank die bijna hetzelfde is, maar die stemloos is (de p)
- b; zoek de klank die bijna hetzelfde is, maar die je lang kunt maken (de m)
- t; zoek de klank die bijna hetzelfde is, maar die stemhebbend is (d)
- d; zoek de klank die bijna hetzelfde is, maar die je lang kunt maken (l, n)
- v; zoek de klank die bijna hetzelfde is, maar die kort is (w)
Leerlijn kerndoel
Technisch lezen en begrijpend lezen groep 1 / 2
Spelling groep 1 / 2
Subdoel leerlijn
Isoleren van klanken en onderscheiden van klanken/letters en aud. discriminatie
Doel van de oefening
Klank herkennen in een reeks auditief aangeboden klanken.
Uitvoering
Deze activiteit kan in een grotere, maar ook in een kleinere groep uitgevoerd worden. Voorwaarde voor uitvoering in een grotere groep is wel dat de kinderen gedurende de activiteit voldoende geconcentreerd kunnen blijven.
Tijd
Maximaal 10 minuten.