Klankintroductie n

Instructie gevoelige groep

De vorige keren hebben we al klanken geoefend; wie weet nog welke dat waren? De klank die we vandaag zullen oefenen, is de n. Kijk allemaal maar eens op je naamkaartje; wie kan mij vertellen of hij/zij deze letter in zijn/haar naam zitten? Wie weet er misschien al een aantal woorden met de letter n? Introduceer de letter n aan de hand van het voorwerp (een rood clownsneusje) en de grote klankplaat die bij deze klank horen. Zet de clownsneus op en bekijk het plaatje van de clown. Kijk in de spiegel en zeg: “Wat een grote neus heeft die clown. Net als jij. Hij doet twee vingers tegen zijn neus en zegt: n-n-n-n”. Doe dit met ondersteuning van het betreffende klankgebaar (houd twee vingers tegen de neus en de linker hand op de keel en voel de trilling). Laat de kinderen de klank uitspreken met ondersteuning van het klankgebaar.

Laat vervolgens de klankkaart zien en benoem de 3 kenmerken van de n:

  1. De n maken we met onze tongpunt achter de boventanden:
    • Mondbeeld bovenaan de klankkaart
  2. De n zeggen we met stem
    • Kleur blauw op de klankkaart
    • Een hand op de keel
  3. De n is lang
    • Rechthoek op de klankkaart

Vergelijk nu samen met de leerlingen de overeenkomsten tussen de n, l, m, b en p en laat ook zien hoe dat zichtbaar is gemaakt op de klankkaart:

  1. De n,l, m en b maak je met je stem (kleur blauw en hand op de keel)
  2. De n, l en m zijn alledrie lang (rechthoek)

Geef nu ook het kenmerkende verschil aan tussen de n, l, m, b en de p en laat ook zien hoe de leerlingen dit op de klankkaart kunnen zien en laat ze dit bij zichzelf voelen:

  1. De n,l, m en b (blauw)maak je met je stem en de p zonder de stem (geel)
  2. Bij de n,l, m en b leg je je hand op de keel en bij de p niet (foto klankgebaar)
  3. De n, l en m zijn lang (rechthoek) en de b en p zijn kort (vierkant en beweging van de hand)
  4. De n en l maak je met je tongpunt achter de boventanden (mondbeeld) en de m, b en p met de lippen op elkaar

Extra voor instructie afhankelijke groep

De leerkracht loopt bij alle leerlingen van deze groep langs en laat deze leerlingen goed de juiste plek van de tongpunt achter de boventanden zien en laat vervolgens de hand op de keel van de leerkracht leggen. De leerkracht spreekt duidelijk de n  een aantal malen achter elkaar uit en verwoordt dat de stem trilt.

  1. Herhaal extra de kenmerken van de klank en gebruik hierbij ter ondersteuning de klankkaart
  2. Herhaal dit ook voor de klanken l, m, b en p; laat de leerlingen het zien en voelen bij de leerkracht en bij zichzelf.
  3. Wissel nu de n, l, m, b en p af; laat de leerlingen het steeds bij zichzelf voelen en indien nodig, ook bij de leerkracht. Laat de leerlingen benoemen wat het verschil is tussen de l, m en b en p (met stem; ik voel de keel trillen en zonder stem; de keel trilt niet, kort of lang) en de overeenkomsten (de m/ p/b/ maak je met de lippen, de n en l met de tongpunt achter de boventanden) enz..

Extra voor Instructie onafhankelijke groep

Geen

Leerlijn kerndoel

Technisch lezen en begrijpend lezen groep 1 / 2

Spelling groep 1 / 2

Subdoel leerlijn

Letters benoemen en aanwijzen; n

 

Doel van de oefening

Aanleren van de juiste uitspraak van de klank n

Uitvoering

In de klas en zonodig de klas verdelen in kleine groepen.

Tijd

Maximaal 15 minuten.

Mondpositie

Tongpuntklank voor

Aandachtspunten

  1. 3 kenmerken
    • Tongpuntklank
    • Stemhebbend
    • Lange klank
  2. (en 4; neusluchtverlies ;niet benadrukken bij de leerlingen)
  3. Het kenmerkende verschil tussen de l en de n is dat bij de n er lucht door de neus gaat en bij de l niet. Het kan voorkomen dat een leerling hiermee moeite heeft. Benadruk dit dan kort door te laten horen dat wanneer je de n zegt en de neus kort achter elkaar dichtknijpt, je klankverschil hoort en dat dit niet gebeurt bij de l. Het is echter voor de leerling te abstract om uit te leggen; het zachte gehemelte sluit bij de l de neus volledig af, bij de n niet.
  4. Het kan voorkomen dat kinderen deze klank in eerste instantie gaan overcompenseren, door de tongpunt voor de tanden neer te zetten. Hier hoeft niet al teveel aandacht aan besteed te worden; eventueel kan de leerling het nog bij zichzelf in de spiegel controleren en de ervaring heeft geleerd, dat dit vanzelf normaliseert.
  5. Wanneer een leerling de klank niet juist kan nazeggen, raadpleeg dan een logopedist.